Ben-Hur | Page 7

Lew Wallace
bergkloof vond ik een steen van groote waarde, dien ik te Hurdwar verkocht. Ik reisde over Lahor, Kabul en Yezd naar Ispahan. Daar kocht ik den kameel en toog naar Bagdad. Zonder op een karavaan te wachten, zette ik onbevreesd alleen mijne reis voort, want de Geest was en is nog met mij. Welk een eere wacht ons, mijne broeders, wij zullen den verlosser zien--met hem spreken--hem aanbidden!--Ik heb gezegd.
* * * * *
VIJFDE HOOFDSTUK.
BALTHASAR.
De levendige Griek barstte los in betuigingen van blijdschap en gelukwenschen, waarna de Egyptenaar met zijn gewonen ernst zeide: Gij hebt veel geleden, mijn broeder, en ik verheug mij in uwe overwinning. Wilt mij nu beiden uwe aandacht schenken, dan zal ik u mijn wedervaren vertellen.
Mijn naam is Balthasar. Ik ben te Alexandri? geboren uit een vorstelijk en priesterlijk geslacht, en ontving eene mijnen rang passende opvoeding. Al heel vroeg werd ik ontevreden. Mij was geleerd, dat na den dood de ziel van voren af moet beginnen, van den laagsten trap opwaarts, onverschillig hoe men zich gedurende zijn aardsche bestaan gedragen heeft. Die gedachte verontrustte mij. Hoe? Word dan geen onderscheid gemaakt tusschen boozen en goeden? Maar mij was niet verborgen gebleven wat vele honderden jaren geleden in mijn land gebeurd was met het volk der Hebre?n, die als slaven onder ons woonden, en die beweerden den eenigen waren God te dienen; hoe zij na vele wonderen en teekenen uitgeleid werden, en hoe de Pharao, die hen met zijn leger achterna zette, met allen, die hem vergezelden, den dood vond.
Die God was niet onder ons vergeten, en hoe langer ik over alles nadacht, des te dieper vatte de overtuiging post in mijne ziel, dat de goden van mijn volk niets waren in vergelijking met den God der Hebre?n. Maar als die God, volmaakt rechtvaardig volgens hunne leer, over het lot van levenden en dooden te beschikken heeft, dan behoefde ik mij niet langer ongerust te maken, dan moest bij het sterven, wanneer de scheiding plaats heeft tusschen ziel en lichaam, de ziel van den booze verloren gaan, die van den goede echter tot een hooger leven ingaan, niet het nirvana van den Boeddist, noch de negatieve rust van het Brahma, o Melchior, noch in dien toestand, o Caspar, waarvan uwe priesters leeren, maar tot een leven, een heerlijk, werkzaam, eeuwig leven--een leven met God.
Dat eenmaal vastgesteld zijnde, werd de begeerte in mij wakker, anderen deelgenoot te maken van dat goede nieuws.
Op zekeren dag begaf ik mij naar de aanzienlijke en meest bezochte wijk van Alexandri? en sprak tot de menigte over God, de ziel, het goed en het kwaad, en over den hemel, die den deugdzame wacht. U, Melchior, steenigden zij; mijne toehoorders lachten mij uit. Ik beproefde het nogmaals, zij wierpen mij puntdichten naar het hoofd, bespotten mijnen God en mijnen hemel. Lang dacht ik na over de oorzaak van het mislukken mijner poging, eindelijk vond ik haar.
Een dagreize van de stad verwijderd ligt een dorp, uitsluitend bewoond door herders en tuiniers. Daarheen begaf ik mij en verzamelde in den avond het volk rondom mij, mannen en vrouwen, de armsten onder de armen. Hun verkondigde ik hetzelfde wat ik in de stad verkondigd had. Zij lachten niet. Den volgenden avond sprak ik weder, en zij namen mijne prediking met blijdschap aan en brachten haar op hunne beurt aan ieder, dien zij ontmoetten. Toen keerde ik naar de stad terug en onder een heerlijken sterrenhemel kwam ik tot de overtuiging: Die een hervorming wenscht tot stand te brengen beginne niet bij de rijken en grooten; maar ga liever tot hen, die niets bezitten, tot de armen en geringen.
Nu ontwierp ik mijne plannen voor de toekomst. Allereerst verzekerde ik mijne uitgestrekte bezittingen z����, dat het inkomen vaststond en ten allen tijde aangewend kon worden ten bate van hulpbehoevenden. Dat volbracht zijnde begon ik mijne zwerftochten langs den Nijl, in de dorpen, onder alle stammen; en predikte den E��nen waren God, een leven in gerechtigheid, met den Hemel als belooning. Ik heb veel goed gewerkt, hoeveel betaamt mij niet te zeggen. Ik weet dat velen bereid zijn Hem te ontvangen, dien wij nu gaan zoeken.
Hier zweeg de Egyptenaar een oogenblik stil, daarna vervolgde hij: In die jaren, mijne broeders, kwelde mij ����ne gedachte: Wat zou er van de goede zaak worden, als ik heengegaan was? Zou zij met mij ophouden te bestaan? Ik droomde van een organisatie, als de kroon op mijn werk. Ik heb het beproefd, maar mocht niet slagen. Neen, de toestand der wereld is van dien aard, dat, om het oude Egyptische geloof te herstellen, een hervormer noodig is met meer dan menschelijke macht bekleed; hij moet niet alleen komen in Gods naam, hij moet zijn woord met bewijzen kunnen staven. Aarde en lucht zijn zoo vol van valsche godheden, dat een terugkeer tot den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 166
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.